Een historisch pardon in boekvorm. Herman Van Goethem over de Jodenvervolging in Antwerpen tijdens WOII
Historicus, jurist en rector van de Antwerpse universiteit Herman Van Goethem omschrijft zijn aanpak en benadering in 1942. Het jaar van de stilte als “een bijzonder genre: empathische geschiedenis”. Het is een geslaagde mengvorm van geschiedschrijving, essayistiek, autobiografie, historische non-fictie, publieksgeschiedenis, politiek-maatschappelijke duiding en historiografische reflectie.
1942
kreeg de vorm van een soort post factum dagboek, geschreven in de tegenwoordige tijd, over de periode van 1 januari 1942 tot 23 februari 1943 en werd geïllustreerd met pasfoto’s van bijna tweehonderd Joodse Antwerpenaars. De focus ligt op Antwerpen, maar de gebeurtenissen zijn ingebed in het brede kader van de (inter)nationale ontwikkelingen en aangevuld met interpretatie- en commentaarstukken.
Koen Broos
Van Goethems monografie is het resultaat van anderhalf decennium historisch onderzoek, dat weliswaar werd onderbroken door andere bedrijvigheden, met als belangrijkste realisatie de opstart en uitbouw tussen 2008 en 2013 van het Holocaustmuseum in Mechelen. Dat museum is gevestigd in de voormalige Dossinkazerne, van waaruit het merendeel van de in België wonende Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog op transport werd gezet.
Zonder het baanbrekende Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn Joodse bevolking (1880-1944) van historicus Lieven Saerens zou Van Goethems boek er echter niet zijn gekomen, of in ieder geval nu nog niet. “Maar na het verschijnen, in 2000, van Lieven Saerens’ boek over de Jodenrazzia’s in Antwerpen ontkom ik niet aan de grote vraag die zich in België opdringt: hoe kan het lokale Belgische bestuur aan zoiets meewerken?”, zo formuleert Van Goethem de aanzet tot 1942. In zijn dankwoord had de auteur Saerens en zijn grensverleggende onderzoeks- en publicistische werk, ook in het decennium vóór en in de jaren na zijn dissertatie, uitdrukkelijk mogen vernoemen en bedanken. Bovendien werd Saerens’ recentste werk over dit thema, Haat is een deugd. Het credo van de Jodenjagers (2017), niet opgenomen in Van Goethems bibliografie.
De rector van de Antwerpse universiteit vermeldt verder niet dat Leo Delwaide jr., zoon van de Antwerpse oorlogsburgemeester Leo Dewaide sr., Saerens bijna twintig jaar geleden een proces heeft willen aandoen nadat die laatste de directe en vergaande betrokkenheid van Delwaide sr. bij het “ophalen” van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog, in opdracht van en in samenwerking met de Duitse bezetter, als eerste opnieuw onder de aandacht had gebracht. Ook blijft onvermeld dat Delwaide jr., de toenmalige Antwerpse havenschepen, stappen ondernam om een historicus te engageren – en te betalen – om Saerens van antwoord te dienen.
Wat Van Goethem wel aanhaalt, is dat hijzelf en zijn academische collega en medeauteur Jan Velaers van Delwaide jr. “in 1994 een intimiderende brief” toegestuurd kregen nadat zij in hun monografie Leopold III. De koning, het land en de oorlog “hadden durven schrijven dat in Antwerpen de politie ‘onder verantwoordelijkheid van burgemeester Delwaide’ deelnam aan razzia’s op de Joden”.
Jodenjagers
Het Antwerpse triumviraat dat de Jodenrazzia’s in 1942 “faciliteerde”, om het eufemistisch te zeggen, werd gevormd door de katholieke burgemeester Leo Delwaide (als opvolger van de in mei 1940 via Frankrijk naar Groot-Brittannië gevluchte socialist Camille Huysmans), hoofdcommissaris van politie Jozef De Potter en procureur des konings Edouard Baers. Na de Bevrijding werden zij nauwelijks verontrust. Zoals de Nederlandse schrijfster van Joodse origine Marga Minco het op 1 maart 2019 stelde: “Ze waren bevrijd en ze zeiden: laten we gewoon verder doen.”
Van Goethem diepte uit de Antwerpse politiearchieven nieuw bezwarend feitenmateriaal op dat onontkoombaar de welwillendheid bevestigt van de Antwerpse politieke, gerechtelijke en politietop ten opzichte van de Nieuwe Orde én hun “verpletterende verantwoordelijkheid” bij het stap voor stap uitsluiten, stigmatiseren en interneren van de Joodse bevolking. Zij opereerden daarbij in een specifiek politiek-maatschappelijk klimaat, dat heel anders was dan in Brussel, Luik en Charleroi, die ook een niet onaanzienlijke Joodse minderheid telden: “Als kloppend hart van de radicale nationalistische fractie van de Vlaamse beweging is Antwerpen, net zoals Gent, in de greep van de Nieuwe Orde”, schrijft Van Goethem – Antwerpen trouwens een stuk meer dan Gent. Van Goethem formuleert het heel expliciet: “De burgemeester en de hoofdcommissaris leiden hun korps intussen met vaste hand. Samen met de Duitsers zetten ze het kader uit voor een reorganisatie van de politie. In augustus 1942 is er dan een eerste testcase, maar niet alles verloopt naar wens.” Daarom passeerde de Duitse bezetter vanaf najaar 1942 het Belgische bestuurlijke, politionele en juridische apparaat wat betreft “Joodse aangelegenheden”, maar werkte men wel samen met Vlaamse antisemitische en/of opportunistische “Jodenjagers”.
Kazerne Dossin
Bocht van 180 graden
De titel, 1942. Het jaar van de stilte, verklaart Van Goethem als volgt: 1942 “is een jaar van stilstand en wachten. Staatsmannen en diplomaten kijken de kat uit de boom”. Vervolgens keerden de krijgskansen na de Duitse nederlagen in Egypte bij El Alamein (11 november 1942) en in de Sovjet-Unie bij Stalingrad (2 februari 1943): “Voor het eerst werd voor iedereen zichtbaar dat het Derde Rijk diep in de nesten zat en toch wel op zijn ondergang afstevende.” Attentisme en het streven naar een compromisvrede werden ingeruild voor een offensieve strategie tegen nazi-Duitsland en zijn bondgenoten. In het voetspoor van onder meer de Belgische regering in ballingschap in Londen, die een strenge repressiewetgeving uitvaardigde, maakten Delwaide c.s. vanaf begin 1943 een bocht van minstens 180 graden en richtten zij hun kompas op een Duitse nederlaag als einddoel.
Van Goethems schrijft, veel meer dan voor zijn (academische) vakgenoten, voor een publiek van politiek maatschappelijk en historisch geïnteresseerden. Hij reconstrueert aan de hand van een heel concreet en vaak gepersonaliseerd feitenrelaas hoe de Jodenvervolging er in Antwerpen aan toe ging. Het zijn pijnlijke en schrijnende bladzijden, maar ze moesten worden geschreven. Ook “plaatsen van tweedracht en crisis” – naar de titel van deel twee van de verzamelbundel België, een parcours van herinnering (2008) – hebben hun plaats in het collectieve geheugen. Daarnaast is Van Goethems boek één lang pleidooi voor een leesbare geschiedschrijving en een model van wat de jongste tijd wordt aangeduid als (drempelverlagende) publieksgeschiedenis.
Bevrijdingsdok
Louis Paul Boon schreef ooit: “Schop de mensen tot ze een geweten hebben”, en dat doet historicus Herman Van Goethem met 1942, waarin hij als geëngageerde academicus en publieke intellectueel aan zijn collega’s toont wat universitaire maatschappelijke dienstverlening in haar beste vorm inhoudt. Hij memoreert uitdrukkelijk zijn Vlaams-nationalistische stamboom, langs vaders- én moederskant en inclusief directe betrokkenheid bij het activisme in de Eerste Wereldoorlog en de collaboratie met het nazisme in de Tweede. Dat verhoogt zowel de geloofwaardigheid van zijn “beschuldigende vinger” als zijn verdienste.
Het Antwerpse stadsbestuur, onder impuls van burgemeester en historicus Bart De Wever, had de boodschap dadelijk begrepen en opteerde er zonder dralen voor om – vijfenzeventig jaar na 1944 – het Delwaidedok in de haven voortaan Bevrijdingsdok te noemen. Ondertussen telt Vlaanderen nog wel vier Cyriel Verschaevestraten.